Bart van der Leck (Utrecht 1876 – Blaricum 1958) was zoon van een huisschilder en begon als glazenier. In 1898 begon hij aan de kunstacademie in Amsterdam om de schilderkunst te ontwikkelen. En met succes. Eerst stond hij onder de invloed van Isaac Israëls en schilderde hij vooral taferelen uit het dagelijkse leven. Na zijn opleiding maakte zijn realistische stijl geleidelijk plaats voor de monumentale en moderne schilderkunst. Van der Leck is vooral bekend om zijn werk uit de tijd van De Stijl.
Als kunstschilder, ontwerper en keramist, ontwikkelde en evolueerde zijn stijl. De vroegere, figuratieve werken toonden gestileerde en vlakke vormen en lijken op Oud-Egyptische kunst. Hij bezat niet meer dan een schilder kistje en wat kleding toen hij zich in Laren vestigde. In die paar maanden zocht hij geen contact met andere schilders en kwam ook niet bij Hotel Hamdorff, in tegenstelling tot zijn collega’s. Daarna woonde en werkte hij tussen 1908 en 1916 in en rondom Utrecht en in Den Haag. In 1912 sloot hij een contract met de kunstbeschouwer en Mecenas H.P. Bremmer die hem in ruil voor zijn werk een maandelijkse toelage gaf.
Tijdens deze periode werkte hij aan meerdere grote opdrachten voor mevrouw Kröller-Müller en Müller en Co, waaronder scheepvaartaffiches, mozaïeken voor hun kantoor in Londen, typografische ontwerpen en kleurontwerpen voor de huizen van Kröller-Müller – het bekendste voorbeeld hiervan is het Jachthuis Sint Hubertus, waar Van der Leck aan werkte met de architect H.P. Berlage. Helene Kröller-Müller, was ook een van de eersten die in Vincent van Gogh een genie zag. In het beroemde Kröller-Müller Museum hangen nog steeds vele werken van Van der Leck en Van gogh broederlijk naast elkaar. De economische voorspoed van Van der Leck’s carrière werd sterk bepaald door het dienstverband met de Kröller-Müllers en de bemiddeling van H.P. Bremmer daarin.
In 1916 verhuisde Van der Leck naar Laren, waar hij Piet Mondriaan ontmoette en abstracte composities met eenvoudige basisvormen in primaire kleuren begon te schilderen met eenvoudige basisvormen, primaire kleuren en monochromatische achtergronden. Hij maakte twee van de belangrijkste schilderijen uit zijn carrière: 'De storm' en 'Dokwerkers'. Mondriaan had in Van der Leck een zielsverwant gevonden. Ze stonden met hun werk echter in Laren wel alleen. In 1919 verhuisde Van der Leck hij naar Blaricum.
In 1917 richtte hij samen met Mondriaan en Theo van Doesburg het kunsttijdschrift De Stijl op – maar hij weigerde om het eerste manifest van de beweging te ondertekenen en verliet de groep een jaar later. In de late jaren 1920 en 1930 schilderde Van der Leck weer meer herkenbare composities en vond meer mogelijkheden om zijn schilderwerk toe te passen op architectuur en interieur. Zijn latere werk omvat ook ontwerpen voor tapijten, textiel en keramiek. Hij bleef werken aan abstracte composities voor de rest van zijn leven. Uiteindelijk vestigde hij zich in Blaricum, waar hij twee weken voor zijn 82ste verjaardag vredig overleed in zijn atelier.
Van der Leck was geen theoreticus, zoals Doesburg en ook geen mysticus. Hij was geen anarchist of communist, zoals Rietveld, maar wel een bewogen idealist die geloofde in een ‘nieuwe kunst’. Hij verdiepte zich wel in nieuwe godsdienstige stromingen als de Soefibeweging en de leer van Krisjamurti. Hij vond maatschappelijke en sociale experimenten meer dan interessant en stuurde zijn kinderen naar de Humanitaire school opgericht vanuit de Blaricumse christen-anarchistenkolonie. Hij was lid van de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum. Werken vind je ondermeer in het Moma, New York, Het Musée d’Art Moderne te Paris, Tate Gallery in Londen, het IVAM te Valencia en een privémuseum Insel Hombroich bij Neuss. Uiteraard hangen er zijn er nog 42 schilderijen en ca. 400 tekeningen in bezit van het Kröller Müller Museum.