Bergen, rivieren, bossen en de zee oefenen al eeuwenlang aantrekkingskracht uit en dus ook op kunstenaars. In de vroege 15e eeuw ontstond in Europa de landschapsschilderkunst als apart genre. Zeker in het begin als omgeving voor menselijke activiteit binnen een religieus onderwerp. Het genre kende allerlei specialismen, zoals het zeegezicht, het stadsgezicht en het winterlandschap zoals de wintervoorstellingen van Hendrick Avercamp.
In Nederland komt het genre zelfstandig tot bloei tijdens de barok met een kunstschilder als Jacob van Ruijsdael en Paulus Potter. In de 17e eeuw werden in Nederland italianiserende landschappen populair met fantasielandschappen met een zuidelijke atmosfeer en heuvelachtig thema. Denk aan Cornelis van Poelenburch, Jan Both, Jan Asselijn en Karel Dujardin. Navolgers, bijvoorbeeld Albert Cuyp, lieten het Hollandse landschap baden in een warm, gouden licht.
Albert Cuyp (Dordrecht 1620-1691)
In Engeland wordt het genre populair tijdens de romantiek met kopmannen als John Constable en William Turner. Tot dat moment in de kunstgeschiedenis worden landschappen binnen in het atelier geschilderd, met grote precisie en waarschijnlijk zittend op een stoel achter de ezel. Veelal werd eerst buiten een schets gemaakt waarna in groot detail de kunstwerken werden geschilderd.
William Turner, "The Lorelei Rock" (1817)
In Frankrijk volgt echter een primeur door het 'en plein-air' schilderen, dat wil zeggen ter plekke in de buitenlucht. Kunstenaars van de School van Barbizon zoals Daubigny, Dupré en Rousseau nemen hiertoe het voortouw. In Nederland gevolgd door de Haagse School met on der meer Hendrik Weissenbruch, Paul Joseph Gabriël en Anton Mauve.
Niet geheel toevallig was dit ook de tijd van de ontdekking van de fotografie die de natuur nog preciezer vast kon leggen dan een schilder ooit zou kunnen. Ook dat verf in tubes beschikbaar werd vanaf 1841 en de mogelijkheid om het platteland per trein te bereiken gaf een verdere aanzet tot het pleinairisme.
De eerste kunstenaars onttrekken zich dan verder van de Academische formele regels en gaan dan nog verder in het minder minutieus vastleggen van de waarheid. Het impressionisme ontstaat met Pissarro, Manet, Monet en Sisley. De toets wordt dan ook sneller en minder precies. Het ging om het vangen van het moment en de juiste kleurtegenstellingen en de harmonie en het vastleggen van de lucht.
Alfred Sisley, The Small Meadows in Spring 1880
Expressionisten gaan nog verder en vervormen het landschap door een niet realistisch kleurgebruik. Het Duitse expressionisme met schilders als Kandinsky leeft voort in hedendaags lyrisch expressionistisch werk, geënt op landschapsbeleving.
Wassily Kadinsky (Moskou 1866-1944)
Ook op onze website vindt u werken die onder het landschapsgenre vallen zoals de het werk van Horton, Schulman, van 't Hof en Borgh.