Johannes Warnardus Bilders (Utrecht 1811-1890) woonde en werkte vanaf 1841 tot 1857 vooral in het Gelderse Oosterbeek waar geheel niet toevallig veel andere schilders naar toe kwamen. Bilders was min van meer de ontdekking van de natuurpracht en de schildergeniekheid van Oosterbeek. Bildersgenoot van de variëteit die het Gelderse landschap hem bood. Hij schilderde er graag onder de machtige oude eiken, op de heide bij Wolfheze, bij kasteel Doorwerth, bij Renkum en bij Beek bij Nijmegen. Hij ontmoette in 1934 de Duitse Frederika Staudenmeijer; samen compleet ze vele studiereizen naar het rivierlandschap van Rijn en Ahr en het Zwarte Woud.
Bilders heeft nooit schilderles gehad, wel tekenles. Hij werd geïnspireerd door de romantische kunstenaars zoals BC Koekkoek. Oosterbeek heeft een afwisselend landschap met uitzichten, oude eiken- en beukenbossen en heidevelden en heeft daarom een grote aantrekkingskracht op schilders en zeker op Bilders.
De gastvrije beelden werden daar de spil van een groep jonge schilders die zijn voorbeeld volgden en in de omgeving van het pittoreske dorp in de vrije natuur kwamen werken. Johannes blijkt jaarlijks een feest bij de Wodanseiken.Zo ontstond de Oosterbeekse School. Bilders had een flamboyante persoonlijkheid. Als hij een verhaal verteld hing iedereen aan zijn lippen en zo inspireerde hij velen; ook om het romantische rossen meer los te laten en de natuur systematisch weer te geven. Onder meer Constant Gabriel, Anton Mauve en de gebroeders Jacob, Matthijs en Willem Maris, aangevuld later deel uit van de Haagse School.
Bilders en zijn vrouw hadden drie kinderen, waaronder zoon Gerard, die net als zijn vader schilder werd en zich bovendien zouden ontwikkelen tot een belangrijke voorloper van de Haagse School. In 1858 verhuisde Bilders naar Amsterdam en werd lid bij Arti et Amicitiae. Elke zomer uitgesproken hij terug naar Oosterbeek. Van de laatromantische schilders was het Bilders die de eerste stap zette naar deze vrijere manier van schilderen met een lichtere penseelvoering met een impressionistische toets. Hij zorgt voor vlotte studies van takjes, stenen, bomen en planten in houtskool. Hierdoor verdwijnende gaandeweg romantische elementen uit zijn werken en die complete plaats voor een meer realistische benadering van de natuur. De stam werd steeds belangrijker in groen- en grijstinten.
In 1860 maakte hij in Brussel kennis met zoon Gerard kennis met de School van Barbizon. Foto's namen de manier van 'plein air'-werken van zijn Franse collega's over net als eerder Willem Roelofs. Met zijn zoon nam hij als landschapsschilder ook regelmatig deel aan tentoonstellingen zowel in Europa als in de VS. Na het overlijden van zijn vrouw, kwam hij veel in Vorden waar hij de veel jongere Maria van Bosse kenmerken kennen, lesgaf en moeilijk. Samen gevolgd na hun huwelijk in 1880 in Oosterbeek wonen waar hij tot 1883 werkte. Door een ziekte was dat feest voorbij. Hij overleed in 1890.