'Hij is een vertolker van het Veluwsche landschap zoals er weinigen meer zijn. Hij is de schilder der blanke, teekenachtige berken en hij heeft ze geschilderd met de fijne bladerloze twijgen met de lichte· lente-ontluiking, met de gouden pailletten van den herfst'. Aldus de woorden van J. Wesselink, biograaf van deze schilder en tekenaar.
Xeno Münninghoff (l) en Geert Grauss in 1915
Xeno Franciscus Ludovikus Münninghoff werd geboren in Deventer op 25 augustus 1873. Zijn vader was een bekende organist van de St. Lebuinuskerk te Deventer. Hoewel Xeno zelf ook zeer muzikaal was ging zijn belangstelling meer naar de schilderkunst uit. Al op 17- jarige leeftijd werd Xeno leerling van de bekende in Deventer wonende schilder A. Hijner. Daarna studeerde hij onder J.D. Huibers aan de Rijksnorrnaalschool in Amsterdam, waar hij in 1896 het diploma leraar M.O tekenen behaalde. De directeur van de Rijksnormaalschool, Molkenboer attendeerde hem in 1897 op een vacature aan een nieuwe Avondtekenschool te Renkum. Zo werd Xeno op 24-jarige leeftijd, met algemene stemmen benoemd tot directeur. Niet lang daarna kwam hij in contact met de ook in Renkum woonachtige schilder de Théophile de Bock. Dit contact zou uitgroeien tot een hechte vriendschapsband.
Münninghoff was net als De Bock een enthousiaste bewonderaar van het Veluwse landschap. Samen trokken ze er vaak op uit om de schoonheid Veluwelandschap vast te leggen. Telkens weer viel het Münninghoff op dat er in de spontane schets n van de Bock iets prachtigs zat, dat later in het atelier, verloren ging. Een lichtval bijvoorbeeld die de kleurnuance schitterend be1nvloedde. Münninghoff kwam, naar eigen zeggen, tot de ontdekking dat het buiten schilderen beter en directer was dan het zich opsluiten in het atelier. Met zijn schilderkist en stoeltje zwierf hij door de beekdalen van Heelsum, Renkum en Wolfheze, over de Noordberg, langs de uiterwaarden en de oude, schilderachtige boerderijtjes. Zelfs in de koudste winters trok hij in de sneeuw naar buiten om de natuur te betrappen op haar geheimzinnige nuances.189 De schrijver Johan Wesselink, die Münninghoff goed gekend heeft, verwoordde dit Arnhemse Courant, donderdag 23 augustus 1973, als volgt: 'Hij zoekt de natuur in al haar wisselingen. Zo vinden wij hier een grooten winter, waarin de zon langs berk en vliegden blauwe schaduwen werpt over de sneeuw. De lente is vertegenwoordigd door een Veluwe rand met bloeiende bomen, een beuk te midden van de gouden massa van vallend en uitgewaaid gebladerte symboliseert den herfst en den vol zomer zocht hij, waar het heideland de pittige lijnen vertoont en de warmte den horizon doet trillen'.
Wolfhezerbeek met Wodanseik, olieverf, 54,5×34 cm, Collectie Museum Veluwezoom
In 1906 ontmoet Xeno Mathilda Jacoba (Tilly) van Vliet, leerlinge van de Haagse Academie, een jonge schilderes, die voornamelijk portretten en bloemen schilderde.191 Aan het eind van het jaar trouwden ze en gingen in een riante villa Felicia aan de Kurhauslaan te Renkum wonen waar hun twee dochters Felicia en Rho werden geboren. De familie heeft tot omstreeks 1928 in Renkum gewoond en daarna verhuisden ze naar 0osterbeek en betrokken de villa Heerdstede, dicht bij Bato's Wijk. Het was in dat huis met een atelier boven voor Tilly, een atelier beneden voor Xeno, waar het een komen en gaan werd van kunstkopers, kunstvrienden en collega's en niet te vergeten, vele dame en kinderen om door Tilly geportretteerd te worden. In 1940 bracht Johan Wesselink een bezoek aan het atelier van Tilly Münninghoff: 'Hoewel haar echtgenoot zich - om het zoo maar eens te noemen - gespecialiseerd heeft.in het landschap, heeft mevrouw Münninghoff, zover wij weten, dat nimmer als schilder object gezocht. Toch is zij niet een eenzijdig schilderes van stillevens en bloemen. Steeds heeft het portret haar voorkeur gehad. Wij ontdekten op haar atelier een krijttekening van een damesportret, een scherp geobserveerd gelaat, waarin de rust en het peinzende van een oude dame voortreffelijk zijn weergegeven' .
Oosterbeek is al tij d een plaats geweest met veel aantrekkelijke kanten voor Xeno Münninghoff. Hij heeft de karakteristieke schoonheid van dit plaatsje, waarvan in de loop van de jaren helaas veel van verloren ging, ·weten vast te leggen. Een uitzondering vormt het oude kerkje van Oosterbeek en haar pastorie. De foto van het kerkje gemaakt in het najaar van 1999 laat zien hoe weinig de omgeving, rond het kerkje, veranderd is de laatste zeventig jaar. Op exacte dezelfde plaats, maar een kwartslag naar rechts gedraaid, heeft Münninghoff zijn 'gezicht op de Rijn' gemaakt. Münninghoff zat toen hij het werk schilderde met zijn rug naar het kerkje. Hij schilderde niet alleen de kerk van Oosterbeek maar ook het romantische kerkje te Heelsum werd nauwkeurig door hem weergegeven.
olieverf op paneel, 20,5×33 cm, Collectie Museum Veluwezoom
Münninghoff is in zijn vroege werk geïnspireerd door de meesters van de Haagse School. Dit komt duidelijk naar voren in het werk 'Schapen op de hei' uit 1899 dat grote gelijkenissen vertoont met een schilderij van Anton Mauve 'Terugkeer van de Kudde'. In een brief aan Willem Maris van 3 mei 1864 beschrijft Mauve een scene op de hei bij Oosterbeek: 'Tegen dat de zon onderging vroeg ik naar de hei, hoe of het daar uitzag kun je begrijpen. Lief, aandoenlijk, lief en stout, -grootsch. Bij den beek kwam die herder weer met zijn schapen, welk geklingel en getik mij nog in de oren ruischt als de schoonste muziek van Beethoven; langzaam zag ik ze weer die heiruggen overtrekken en verloor ze eindelijk uit het gezicht-Stilte. Ook houtskooltekening op papier van een bukkende boerin toont aan dat Xeno goed keek naar zijn voorgangers. De tekening vertoont opvallende gelijkenissen met een tekening van Vincent van Gogh.
Vanaf 1900 zien we duidelijk de invloed van De Bock op het werk van Xeno Münninghoff. Als we twee werken van de schilders vergelijken dan zien we dat Münninghoff goed moet hebben gekeken naar de schaduwen en boompartijen in het werk van de Bock.
Xeno Münninghoff ontwikkelde in de loop van de twintigste eeuw meer een eigen stijl. Hij werkte hard, zijn palet werd rijker, zijn visie op het landschap ruimer en zijn lijnen steeds geëmotioneerder. Het werk werd expressionistischer van aard. In het ongedateerde schilderij 'Wolfhezerbeek' (afb. 21) zijn slierten verf in de kleuren felroze, lichtgroen en geel tegen zware bruine en ambertonen schijnbaar ongeordend aangebracht. De verf lijkt soms direct uit de tube op het doek terechtgekomen te zijn. De kleuren en de abrupte afsnijding van de voorstelling verlenen aan het schilderij de vrolijke directheid van een impressie. De kunsthandel volgde de ontwikkelingen in de loopbaan van Münninghoff en er kwam in steeds bredere kring belangstelling voor zijn werk. Zelfs de gerenommeerde kunsthandel Buffa in Amsterdam, begon te kopen. De kunsthandelaar Henri van Lerven, bracht Xeno's werk in de publiciteit.191 In 1911 werden Münninghoff's inzendingen op de provinciale expositie te Utrecht bekroond met een grote gouden medaille. Een andere gouden medaille kreeg hij voor zijn schilderij de 'Veluwezoom' dat te Amsterdam voor 1.200 verkocht werd.198 Ook de pers was lovend over de werken van Xeno. In 1915 schreef een criticus in de ochtendkrant de Hofstad: 'dan geeft de inzending van Xeno Münninghoff een sympathiekeren indruk. Dit werk is ernstiger, meer bestudeerd, sterker en elastischer van bouw, sterk van kleur, breed geschilderd en van een spontaniteit die frisch aandoet. Hij behoort na De Bock tot de weinigen die het type van het Geldersch landschap schildert en liefheeft en begrijpt'.199 Na 1920 zijn de schilderijen ontstaan waarmee Xeno zo bekend is geworden en waarvoor men hem zo waardeerde. In rustige tinten schilderde hij heidelandschappen, beekjes, vennen en zandverstuivingen.
Münninghoff schilderde niet alleen aan de Veluwezoom maar ook in België, in de Ardennen, Brugge en in Duitsland waar hij in de zomer van 1914 een Frankfurt am Main een tentoonstelling had. De tentoonstelling werd in gericht door professor Dake, hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. In 1914 is binnen zijn werk een grote bewogenheid met het leed, teweeggebracht door het oorlogsgeweld, te bespeuren. Hij schildert kruizen en kanonnen, vuur en exploderende granaten. In de eerste jaren na de eerste wereldoorlog was het moeilijk voor de schilders om zijn werk te verkopen. Er was malaise in de kunsthandel en ook bij particulieren was er weinig animo tot het kopen van kunst. Langzamerhand werden de omstandigheden beter; 'Een nieuw tijdperk, waarin ook de kunst tot nieuwe bloei, tot nieuwe expressies scheen te komen, was ingetreden' zoals Wesselink in zijn bekende boek over de Veluwezoom schreef.
Jonge kunstenaars wensten lessen van Xeno, onder andere Ben van London en Elisabeth Roest van Limburg. Tot de jongeren zei Münninghoff dat ze moesten oppassen voor een teveel aan techniek en te weinig waarderen van het gevoelselement. Hij bracht hun de liefde voor de natuur bij en harmonische verhoudingen. Intussen floreerde de avondschool. De 18 leerlingen waarmee Xeno begon, werden er langzamerhand 150. In 1937, bij zijn afscheid van het onderwijs werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau.
Tenslotte lieten de jaren zich bij Xeno gelden en het gaan met het schilderskistje en stoeltje naar buiten werd vermoeiend. Bevriende kunstenaars die een auto bezaten stelden de wagen graag ter beschikking als hij ergens aan de Wolfhezerbeek, te Heelsum of bij Doorwerth wilde werken.
Münninghoff was 66 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij bleef hard werken en in de avonduren studeerde hij Grafologie. In september 1944 vonden rond Oosterbeek de luchtlandingen plaats en de familie moest vluchten uit de oorlogsbrand die in het dorp woedde. Het gezin vertrok naar Barneveld. Xeno zou zijn geliefde dorp Oosterbeek nooit terug zien. Op 31 oktober 1944 overleed hij in Barneveld. Na de bevrijding werd zijn stoffelijk overschot naar Oosterbeek overgebracht en op de oude begraafplaats, waar zijn kunstbroeders rustten die voor hem de Veluwezoorn bezochten, begraven. Op zijn graf staat gebeiteld: Ars longa, vita brevis; de kunst is lang, het leven kort…
Bovenstaande blog komt 1 op 1 uit de doctoraalscriptie van Femke Lyklema in 2000