Theo Swagemakers (Tilburg 1898 – Laren 1994) was de zoon van een stoffenfabrikant. Hij leerde in de fabriek veel over kleuren en kleurgebruik maar zou die kennis niet voor de handel maar voor de kunst gebruiken. Hij wilde schilder worden en ging in 1923 naar de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Hier sloot hij vriendschap met Constant Permeke, Charles Eyck en Isidore Opsomer. In 1926 verhuisde hij naar Parijs en volgde daar tot 1929 de Académie Colorossi. Hj kwam in aanraking met het impressionisme en leerde Zadkine en Kees van Dongen kennen. Een portret van de Russische graaf Obolensky, één van de aanslagplegers op Raspoetin, bracht hem grote faam. Door exposities kreeg hij , vele portretopdrachten in Nederland en vestigde zich in 1932 in Amsterdam.
Naast 1100 bekende portretten in opdracht schilderde en aquarelleerde hij landschappen en zeegezichten doorgaans tijdens vakanties. Het meest productief was Swagemakers als schilder van stillevens. De brutale schikking der objecten leverde hem de bijnaam ‘de Morandi van het Noorden’ op.
Gerbera in witte vaas - 1945
Tot zijn modellen behoorden leden van het koninklijk huis, kerkvorsten, acteurs, industriëlen en bankiers. In 1952 schildert hij de vier prinsessen die worden aangeboden aan Prinses Wilhelmina. Vele portretten van Koningin Juliana, en later het staatsieportret van Prinses Beatrix, volgen.
Louis Moons, een vriend en bewonderaar verzamelde zoveel schilderijen dat hij in 1999 in het Pietershuis in Haarlem zelfs een Swagemakers museum vestigde die 12 jaar zou bestaan. Andere werken werden aangekocht door onder meer het Stedelijk Museum, Rijksmuseum Kröller-Müller en het Van Abbemuseum. Tot aan zijn dood in 1994 in het Rosa Spierhuis is Swagemakers altijd blijven schilderen.
