Jacobus Hendricus (Jacob) Maris (Den Haag 1837 – Karlsbad 1899) was de exponent van de Haagse School die befaamd was om zijn landschappen en landschappen met hoge Hollandse luchten gevormd door brede penseelstreken. Jacob was zoon van de boekdrukker en de oudste van drie broers, naast Willem en Matthijs die ook schilderden. Jacob kreeg als twaalfjarige jongen al les van Johannes Stroebel, schilder van interieurs met mensfiguren zoals de Pieter de Hooch in de zeventiende eeuw geschilderd. De jonge Maris moest conventionele maken naar andere kunstenaars, buiten naar de natuur schetsen en als het regende liet Strobel hem aquarelleren. Hij bezocht de Haagse Teekenacademie in 1850 en kreeg minder anatomie en proportieleer. Tot de jaren '60 schilderde hij voornamelijk interieurtjes en portretjes.
Antwerpen: in de leer
Toen hij op zijn 15e samen met broer Matthijs op de Haagse Groenmarkt zat te tekenen werd hij aangenomen door de kunsthandelaar Weimar. Zo betekenis hij zeeschilder Louis Meyer en Huib van Hove kennen waarvoor Jacob ging werken en veel kleuren. In 1854 volgde hij zich in Antwerpen, ontmoette broer Matthijs, en volgde (gratis) lessen aan de Antwerpse Academie. Samen woonden ze, met Lourens Tadema, in een kamer en complete kleine schilderijtjes voor de Amerikaanse markt, om in hun onderhoud te voorzien.
Den Haag & Oosterbeek: naar buiten
In het najaar van 1856 keerden ze terug naar Den Haag en schreef zich direct in als werkend lid bij de kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. Dankzij een (kopieer)opdracht van prinses Marianne ontvangen de broers 700 gulden en konden ze samen een verblijf in het schilders dorp Oosterbeek (het Nederlandse Barbizon) bekostigen. In Oosterbeek schilderden toen ook Anton Mauve, Gerard Bilders en Bilders senior in de open lucht. Ook compleet ze enkele buitenlandse reizen en kwamen zo in contact met de Romantiek. Terug in Den Haag deelden de twee broers samen een atelier boven café Belvedere waar nu ook de jongste broer Willem van hen schilderles kreeg.
Parijs: zoeken naar harmonie
In 1865 besloot Jacob zijn geluk in Parijs te zoeken; twee jaar later lastig hij daar met de Nederlandse Catherina Hendrika Horn (1840 - 1905) en al snel kreeg ze een zoon die na 11 maanden verdween. Daarna werden in Parijs nog drie dochters geboren; ze werden door Jacob herhaaldelijk geportretteerd. In 1869 onderscheidde Matthijs zich bij het jonge gezin, dit op dringend verzoek van zijn oudere broer en van hun moeder. Jacob ging werken op het atelier van de enorme erg bekende schilder Ernest Hébert, die - eveneens Jacob zelf - was gespecialiseerd in glad geschilderde Italiennes; meisjesportretten die vooral gemaakt werden voor de export via Kunsthandel Goupil & Cie.
Pas vanaf 1868 begon Jacob zich toe te leggen op het schilderen van landschappen; een populair genre in Parijs in die dagen. Het werk Herdersjongen aan een rivier zag hij zelf als een keerpunt in zijn schilderkunst, zo zou hij de kunstcriticus Jan Veth later vertellen. Hij experimenteerde met een beperkter palet in vooral grijzige en bruingroene kleuren. Ook gebruikt hij voor het eerst fabrieksmatig gemaakt verven en bindmiddelen, en bracht hij de verf gefabriceerd op het doek met de kwast en met een paletten. Tijdens het schilderen wijzigde hij de voorstelling voortdurend door er direct overheen te schilderen. Jacob maakte in Parijs ook kennis met de Franse Barbizon-schilders Henri Fantin-Latour, Camille Corot en Alfred Stevens.
Den Haag: Hollandse gezichten van stad en land
In 1871 besloot Jacob, na het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog, voorgoed terug naar Den Haag terug. Matthijs bleef in Parijs en bevatte zich pas in 1877 in Londen. De twee broers hebben elkaar nog nooit meer gezien, wèl hadden ze een intensieve briefwisseling. Het gezin van Jacob zou zich in Den Haag met nog vijf kinderen uitbreiden; zoon Willem Matthijs zou daardoor later portretschilder worden. Jacob schreef zich direct opnieuw in bij Pulchri Studio en vervulde er diverse functies. In 1876 ontmoette hij oa zijn jongere broer Willem, Blommers, Johannes Bosboom, Jozef Israëls, Anton Mauve, Hendrik Willem Mesdag mede-oprichter van de Hollandsche Teekenmaatschappij, die de aquarel als zelfstandige kunstvorm wilde en er een afzetmarkt voor wilde ontwikkelen met behulp van kunsthandel Goupil. Zo stond Maris aan de basis van de gouden tweede eeuw voor de kunsten.
5 windmolens - 1873
Juist in Den Haag vóór hij zich tot een van de belangrijkste schilders van de typische Hollandse gezichten van stad en land. Als geen ander wist hij de zilvergrijze tonen van een Hollandse bewolkte dag groot te leggen met bruin, oker en een enkele toets van kleur. Onder invloed van de Franse School van Barbizon werkte hij direct naar de natuur. Een van de eerste kunstcritici die zich positief uitliet over het werk van Jacob was Jacques van Santen Kolff, die in 1875 de term 'Haagse School' sprak: 'Staat men er vlak vóór, ……,dan moet men bijna raden naar de voorgestelde voorwerpen , wil zij missen ten eenenmale vorm; alles schijnt slechts kleur tegen kleur, of liever toon tegen toon. Doch treedt mannen een pas of tien achteruit, dan gaat alles door een tooverslag leven.
De Brug - 1879 - Rijks
Na 1880 werd Jacob een van de bestverkopende kunstschilders van Nederland met voornamelijk landschappen met molens, Hollandse stadsgezichten en bomschuiten op het strand. De horizonlijn is nu een stuk groter geworden dan in zijn vorige werk, waardoor de wolkenluchten veel meer ruimte krijgen. Jacob was soms een groot voorstander van werken naar de natuur zoals de aanhangers van Barbizon, maar zijn olieverfschilderijen kwamen bijna allemaal uit zijn atelier en vaak niet waarheidsgetrouw. 'Waarom zou ik zelf mijn eigen steden niet mogen bouwen?' aldus in 1903 geciteerd door zijn bewonderaar en eerste biograaf, de late Haagse School-schilder Théophile de Bock.
Impressionist van toch niet?
Jacob was misschien wel de meest impressionistische van de drie Marissen, binnen de Haagse Grijze School. Jacob wees het impressionisme echter zelf resoluut af: 'Bijna alle nieuwe Franse kunst heeft voor mij een plat, leeg karakter zonder afstand en diepte in kleur'. Hij schilderde landschappen, strandgezichten en stadsgezichten tegenzeggelijk in een impressionistische trant.
Maris wordt gezien als een musicus die zijn kleuren harmonisch tot klinken gebracht; Bovendien werd hij geroemd om zijn klassieke manier van schilderen. 'Ik denk in materieel' was een gevleugelde uitspraak van hem. Jacob was geen trendsetter en een echte colorist. Wat hij ons bracht was de glorie van het licht. Hij zette de verf dik opzette en metselde en bestaande net zo lang voordat er een harmonie van kleuren ontstond. Dan maakte hij de voorstelling van een dunne penseelstreek. Het resulteert in werken die zwaar van stammen en atmosfeer zijn. Vooral zijn wolkenpartijen zijn fameus. Doorweekt is het, bijvoorbeeld bomschuit, doorweekt en doorwaaid. Door Maris alles perfect aanschouwelijk gemaakt. Het enige dat ontbreekt, is de geur van vis.
Bomschuit-1878
Pas na 1880 begon de waardering in Nederland sterk te groeien. Daarvoor was zijn afzetmarkt vooral Engeland, Canada en de oostkust van Amerika. Het Gemeentemuseum kocht als eerste museum in 1884 een 'Bomschuit'; het Rijksmuseum kocht pas drie jaar later zijn eerste (en enige) Jacob Maris aan op een Tentoonstelling van Levende Meesters voor de prijs van 4500 gulden; een vermogen die tijd maar dat was Maris verrassend waard.
Aankomst van de Boot -1884 - Rijks
Pas na de Eerste Wereldoorlog zou het tij gaan keren, omdat hij wel erg veel naar de vraag van het publiek had geproduceerd, aldus Albert Plasschaert in 1920. Het officiële verhaal wil dat Jacob en ander Haagse School-werk rond 1920 op z'n retour was. Door overproductie in de geklad, afgekloven door minder talentvolle epigonen en uit de artistieke frontlinie weggebonjourd door symbolisten, stippelaars en lijntrekkers. Dat haar onderwerp, het 19de eeuwse Nederland, dat nu zo aandoenlijk ouderwets ogende land van stroomtreinen en vochtige koeien aan de slootkant, zelf weer geproduceerd.
In de laatste jaren ging zijn gezondheid hard achteruit. Hierdoor hij ook de lust om te schilderen kwijt. Jacob Maris overleden op 7 augustus 1899 in Karlsbad op het onmogelijke van zijn roem. Achter het Vredespaleis in Den Haag staat sinds 1916 een gedenkmonument van Jacob en Willem Maris.
Zijn werk is te vinden in alle belangrijke musea in Engeland, Frankrijk en Noord-Amerika. Jacob Maris was leermeester van onder meer Bernardus Johannes Blommers, Martinus Boks, zijn broer Willem Maris (die voornamelijk koeien schilderde), zijn zoon Willem Matthijs (Jbzn) Maris en Willem de Zwart.