Jan (Johannes Theodorus) Toorop (Poerworedjo 1858 – Den Haag 1928) was een van de belangrijkste Nederlandse beeldend kunstenaars uit de periode 1880-1910. Overal waar hij kwam had hij grote invloed waarbij hij meer een voorbeeld was dan een volger, altijd op zoek naar een nieuwe uitdaging. En via hem kwamen zijn tijdgenoten in aanraking met wat er in België en Frankrijk gebeurde. In zijn werk zijn tal van stijlen en kunststromingen te zien van het impressionisme, neo-impressionisme, pointillisme, jugendstil tot het symbolisme. In die stroming kon hij zijn zielenroerselen het beste kwijt. Vooral zijn werk als tekenaar en graficus wordt geroemd vanwege de kwaliteit om het karakteristieke van zijn modellen te typeren. Hij zette art Nouveau in Nederland op de kaart met een affiche voor sla olie. De art nouveau wordt daarom ook wel ‘slaoliekunst’ genoemd. In de laatste twintig jaar van zijn leven was hij sterk rooms-katholiek geïnspireerd.

Op zijn dertiende vertrok Jan naar Nederland om daar een betere opleiding te krijgen, terwijl zijn familie achterbleef in Nederlands-Indië. Hij verbleef bij drie gastgezinnen. Eerst in 1869 naar Leiden en in 1874 was hij op de HBS in Winterswijk waar hij les kreeg van Schut die later ook Mondriaan les zou geven. In 1875 woonde Jan in Den Haag en volgde hij lessen bij Herman Johannes van der Weele.
Jan was een Indo; zijn exotische uiterlijk en beminnelijke aard had een betoverende invloed op sommige van zijn bewonderaars. Via Delft ging hij in 1880 naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam onder leiding van August Allebé. In 1882 verhuisde hij naar de Academie in Brussel, bij Jean-François Portaels omdat hij Amsterdam te keurig vond en het in België op dat moment echt gebeurde.
Zijn verblijf daar zou positief bepalend worden voor zijn kunstenaarsvorming. Hij deelde in Machelen een atelier met de symbolistische schilder William Degouve de Nuncques en maakte kennis met de letterkundigen Emile Verhaeren en Maurice Maeterlinck en dompelde zich onder in het kunstzinnige avant-gardistische milieu, dat gedomineerd werd door James Ensor en Fernand Khnopff. In 1884 en 1885 maakte hij zijn eerste reizen naar Frankrijk en Engeland.
In1885 werd Toorop lid van de progressistische groep Les XX, Les Vingt, van Octave Maus en James Ensor als enige niet Belg. Deze in 1884 opgerichte avant-garde vereniging werd al spoedig een centrum van kunst, cultuur, literatuur en muziek voor geheel Europa en hield tentoonstellingen, waarvoor men ook buitenlandse kunstenaars uitnodigde zoals bijvoorbeeld de Franse schilders Toulouse-Lautrec, Gauguin, Signac en Rodin sloten tijdens exposities aan.
Met zijn vriend (en mede dromer) Ensor trok hij in 1887 naar Parijs en was gegrepen door het pointillisme van Georges Seurat en Paul Signac. Toorop nam het pointillisme vrijwel onmiddellijk over, zij het op een geheel eigen manier en zou dit vooral in Domburg, waar hij van 1897 tot 1922 elke zomer zou komen, veelvuldig in de praktijk brengen en anderen er mee inspireren waaronder Mondriaan en Hart Nibbrig.
Met Verhaeren reisde hij naar Londen in zowel 1884 als 1886. Daar werd hij getroffen door het werk van de impressionist James McNeill Whistler die beïnvloed was door Gustave Courbet. In 1886 trouwde hij met de twee jaar jongere Ierse katholieke Annie Hall.
Ook ontmoette Toorop in Engeland William Morris, grondlegger van de Arts and Crafts Movement die handwerk boven machinale productie stelde. Toorop nam zijn ideeën over en paste deze vooral toe in zijn monumentale werk.

Van 1890 tot 1892 en van 1899 tot 1904 woonde hij in Katwijk aan Zee. Hier maakte hij onder andere De Zee (Rijksmuseum Amsterdam) en werd in 1891 zijn dochter Charley geboren. Toorop organiseerde in 1892 de eerste tentoonstelling van het werk van Vincent van Gogh wat een schok te weeg bracht door het kleurgebruik. Ook nodigde hij de dichter Paul Verlaine en de Franse Rozenkruiser Sar Péladan in Nederland uit voor een aantal lezingen. Toorop was diep onder de indruk van hen beiden en zij inspireerden hem tot het maken van zijn eerste symbolische voorstellingen onder andere rondom de roos. Na 1894 was Toorop vooral bezig met de idealen van een betere wereld. Hij maakte veel litho’s en tekeningen van edele vrouwen, waar zijn vrouw Annie en haar zus Janet model voor stonden.

Toorop was in die tijd gefascineerd door de verleidelijke, femme-fatale, symbool van de vrouwelijke zinnelijkheid, die de man ten gronde richt. Deze werden met onschuldige vrouwen spooktuinen met vijvers en treurwilgen met neerstromende takken als vrouwenhaar ‘vastgelegd’. De Dood werd gesymboliseerd in kerkhoven en schedels. Toorops stijl werd sterk beïnvloed door de herinneringen aan zijn jeugd op Java met zijn geheimzinnige natuur en exotische plantengroei, motieven uit de Javaanse houtsnijkunst, Japanse en Chinese stoffen en prenten van de Japanner Hokusai. In Nederland ontwikkelde Toorop zijn 'lineair idealisme' en symbolisme verder in een religieus gerichte art-nouveaustijl. Geïnspireerd door Japanse kunst en door de natuur kreeg deze stroming in Europa voet aan de grond.
‘s Zomers woonde Toorop in een klein huisje op de Markt in Domburg. Hij werkte er samen met bevriende schilders, onder wie Kandinsky, Marinus Zwart en Piet Mondriaan. Ieder volgde zijn individuele persoonlijkheid, maar wel zochten ze hun inspiratie onder 'het Zeeuwse Licht'. Toorop was er het middelpunt van. Hij bleef Domburg twintig jaar regelmatig bezoeken. Sinds 1912 is er het Kotje van Toorop te vinden, inmiddels wel meerdere malen herbouwd, waar exposities gehouden kunnen worden destijds van onder meer zijn dochter Charley Toorop, Piet Mondriaan, Henri Le Fauconnier, Mies Elout-Drabbe, Maurice en Sarika Gòth, Ferdinand Hart Nibbrig en anderen.

In 1902-1903 maakte hij kunstwerken voor de Beurs van Berlage. Onder meer de drie grote tegeltableaus, 'Verleden, Heden en Toekomst' bij de ingang en kunstwerken voor de Graanbeurszaal en de Effectenbeurszaal. De werken hebben ideële thema's zoals de emancipatie van vrouwen en de verheffing van arbeiders. Nog steeds een frappante spanning tussen de symboliek en de kapitalistische functie van de Beurs.

Van 1904 tot 1907 woonde de familie in Amsterdam en daar schilderde hij landschappen en portretten in een forsere stijl. Steeds vaker in een strak geometrische stijl waarbij de figuren meer realistisch worden met een krachtige omtreklijn. Toorop werd ook voorzitter van de Moderne Kunstkring en bekeerde hij zich ook tot het rooms-katholieke geloof aangespoord door zijn katholieke vrouw waarvan hij eigenlijk wilde scheiden. Vanuit de rooms-katholieke kerk ontving hij later uiteenlopende opdrachten. Van portretten van paters, priesters en bisschoppen, religieuze boeken, affiches en glas-in-loodramen tot een kruiswegstatie.
In 1908 vertrekt hij naar Nijmegen (tot 1916) waar hij kennis maakte dichteres Miek Janssen die een belangrijke rol in zijn leven ging spelen ondanks het leeftijdsverschil van 32 jaar. Toorop werd geïnspireerd vanuit haar mystiek-katholieke achtergrond. Ook stond zij model voor een aantal van Toorops tekeningen en kruiswegstaties. Ook illustreerde hij een aantal van haar dichtbundels. Later gingen ze samen naar Den Haag. Lichamelijke ongemakken speelden steeds meer op, zodat hij in een invalidenwagen moest rijden en Miek hem verzorgde. Op 3 maart 1928 overleed hij in zijn woonplaats, 69 jaar oud. Hij was de vader van Charley Toorop, grootvader van de kunstenaars Edgar Fernhout en cineast John Fernhout en overgrootvader van Rik Fernhout.
