Het expressionisme was een kunststroming die ontstond aan het begin van de 20e eeuw, tussen 1910 en 1930 en zich richtte op het uitdrukken van emoties en innerlijke gevoelens door middel van kleur, licht en spontane vormen. Waar de impressionisten werkten van buiten naar binnen, werkten expressionisten van binnen naar buiten. Als grondlegger kun je van Gogh, Munch, Gauguin, Cezanne, Hodler en Ensor duiden. De kunstwerken tonen geen realistische weergave maar een ervaring. Het expressionisme is daarmee het vervolg op de Romantiek en het Symbolisme.
Nederlandse expressionisme kan niet gezien worden buiten de internationale (Franse en Duitse) context. In Nederland kreeg het expressionisme voet aan de grond tussen Amsterdam en Bergen. En iets later in het Oosten waar Wiegers en Kirchner aan de wieg stonden van een revolte binnen de Groningse kunstenaarsgroep ‘De Ploeg’.
Het expressionisme in Nederland was een complex en nogal heterogeen verschijnsel. De adepten, die zich korter of langer, van de expressionistische vormentaal bedienden, vertonen onderling zowel overeenkomsten als verschillen. De meeste Nederlandse kunstenaars bleven vasthouden aan de zichtbare werkelijkheid als uitgangspunt van hun kunst. Beïnvloed door het fauvisme, Duits expressionisme, kubisme, futurisme kwamen zij ieder tot een eigen expressieve stijl. Van de Bergense school kun je zeggen dat het coloriet gedempter was.
Johan Thorn Prikker was wellicht de eerste echte expressionist. Hij was een veelzijdige kunstenaar die actief was in verschillende stromingen, waaronder het symbolisme en het expressionisme. Zijn latere werken vertoonden een uitgesproken expressionistische stijl met vloeiende lijnen en intense kleuren. Hij was de eerste die de naturalistische en impressionistische weergave van de werkelijkheid losliet en de emotie met verf uit drukte.
Jan Sluijters kwam in 1906 in de ban van de fauvisten, waarvan Derain en Matisse de grootste ‘wilden’ waren. Ook Kees van Dongen schilderde in Parijs zijn eerste fauvistische doeken. Mondriaan op zijn beurt volgde de vereenvoudiging van vorm en de kleurenexperimenten van Sluijters. Spoedig volgde ook de invloed van het kubisme, die tot krachtiger vormen leidde, onder meer bij Leo Gestel, terwijl Lodewijk Schelfhout vooral beïnvloed werd door het analytisch kubisme van Braque en Picasso.

Ook de eerste Duitse expressionisten, met name die van Die Brücke (Dresden, 1906), evenals het Italiaanse futurisme (weergave van de beweging door ritmische herhaling) kregen in Nederland bekendheid en hielpen het internationale ideeëngoed en de moderne vormentaal steeds meer verbreiden. Van de tweede groep van Duitse expressionisten, die van Der Blaue Reiter (München, 1912), was het vooral Kandinsky die een grote invloed uitoefende op Jacoba van Heemskerck en haar twee vrouwelijke collega's: Else Berg en Charley Toorop.

Kandinsky's kleurtheorieën bereikten ook enkele andere kunstenaars. Antroposofische en theosofische opvattingen (waarvan ook Mondriaan aanhanger was) speelden eveneens een rol, hetgeen zich uitte in het gebruik van kleurbanen en aura's. Het voorbeeld van de Duitse schilders en beeldhouwers - met hun deformatie van lijn en volume en hun kleurgebruik in dienst van de intensivering van de expressie - werkte ook in op het werk van enkele Nederlandse beeldhouwers zoals Hildo Krop, Leo Schatz, Johan Polet en John Rädecker.

Nederland bleef neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog waardoor veel kunstenaars uit de oorlogslanden naar ons vluchtten. Onder andere de Vlamingen De Smet, Van den Berghe en later Rik Wouters (+1916) en Cantré. De Fransman Le Fauconnier had daar een grote invloed op de schilders in Bergen, wier landschappen in een meestal vrij donker koloriet nog altijd door het kubisme bepaald bleven.
De Vlamingen De Smet en Van den Berghe, door Leo Gestel in contact gebracht met de Bergenaren, kwamen vrijwel onmiddellijk in de ban van dat Nederlandse expressionisme. Eerst waren ze werkzaam in Amsterdam, naderhand vestigden ze zich in het Gooi (Blaricum). Enkele jaren na de oorlog keerden ze naar Vlaanderen terug en zouden daar (samen met Permeke, die zijn expressionisme in Engeland had opgedaan, en met Servaes, die in Latem gebleven was) de tenoren van het Vlaamse expressionisme worden.

Na de oorlog was intussen in Groningen de kunstenaarsgroep ‘De Ploeg’ opgericht rond Wiegers, de gebroeders Wiegman en Dijkstra. Andere belangrijkste Ploegleden waren Altink, Melgers en Werkman. Zij beoefenden een eigen vorm van expressionisme en zorgden aldus voor het voortbestaan van een richting die elders in Nederland eigenlijk al aan het verdwijnen was. Vooral belangrijk was hun werkwijze tussen 1923 en 1926. Geïnspireerd door de voormalige Brücke-kunstenaar Kirchner die met Wiegers persoonlijk bevriend was, schilderden zij in gedeformeerde vormen en met felle contrasterende kleuren hun typische landschappen en (zelf-)portretten.

Intussen werkten elders in Nederland afzonderlijke figuren als de Haarlemmer Herman Kruyder, die emotionele doeken vol angst en dreiging schilderde, en de Brabanders Hendrik Chabot en Hendrik Wiegersma. In de levensgrote figuren van Chabot, hoekig en in vereenvoudigde vormen geschilderd, en in de van zware kleuren verzadigde doeken van Wiegersma is de invloed merkbaar van Gust de Smet en Frits Van den Berghe, die aldus hun ‘tol’ aan de Nederlandse kunst zouden terugbetalen. De cirkel lijkt hiermee gesloten. Het Vlaams Expressionisme kan door de ‘ballingschap’ van deze twee en ook Cantré niet los gezien worden van het Nederlands Expressionisme.
De 25 belangrijkste Nederlandse expressionisten:
- Jan Altink De Ploeg
- Else Berg Bergen
- Hendrik Chabot
- Arnout Colnot Bergen
- Kees van Dongen
- Johan Dijkstra De Ploeg
- Leo Gestel Bergen
- Jacoba van Heemskerck
- Hildo Krop
- Willem de Kooning
- Herman Kruyder
- Adriaan Lubbers
- Henk Melgers De Ploeg
- Piet Mondriaan
- Johan Thorn Prikker
- John Rädecker.
- Leo Schatz
- Lodewijk Schelfhout
- Mommie Schwarz Bergen
- Jan Sluijters
- Charley Toorop Bergen
- Hendrik Werkman De Ploeg
- Jan Wiegers De Ploeg
- Hendrik Wiegersma De Ploeg
- Piet van Wijngaerdt Bergen