Johan Thorn Prikker (Den Haag 1868 – Keulen 1932) was een Nederlands kunstenaar, die vanaf 1904 in Duitsland lesgaf en (glas)kunst maakte. Hij werkte in een symbolistische, impressionistische en art-nouveaustijl en was wellicht de eerste echte expressionist. Hij was een veelzijdige kunstenaar met grafiek, batiks en meubelen. In Duitsland, waar hij na 1904 woont, ziet men hem in de eerste plaats als een baanbrekende glas-in-loodontwerper en maker van spectaculaire mozaïeken en muurschilderingen. Zijn hoekige, expressionistische vormgeving van voor 1910 heeft nog enige invloed van de Jugendstil.
Zijn latere werken vertoonden een uitgesproken expressionistische stijl met vloeiende lijnen, meer geometrie en intense kleuren. Hij was de eerste die de naturalistische en impressionistische weergave van de werkelijkheid losliet en de emotie in pigmenten uitdrukte. Na 1930 verdwijnen alle herkenbare elementen.
Johan Thorn Prikker was de zoon van een huisschilder. Hij trouwde op 13 april 1898 met Helena Charlotta Spree. Zij overleed begin 1899 na een miskraam. Hij hertrouwde op 17 juli 1903 met Gijsberta Cramer. Van 1881 tot 1887 bezocht Johan de kunstacademie van Den Haag, zonder het af te maken.
In 1890 werd hij door Jan Toorop in de Belgische kunstenaarsgroep Les XX geïntroduceerd en in 1892 door Joséphin Péladan in de Rozenkruizersgemeenschap. Zijn kleine schilder-oeuvre kwam grotendeels tussen 1891 en 1895 tot stand. Het zijn symbolistische werken, waarbij het gevoel wordt aangesproken en niet het verstand. Ze zoeken bewust naar het ‘onverklaarbare’. Veelal met een religieuze thematiek zoals Christus en de maagdelijke bruid. Hij werd in die tijd vooral beïnvloed door Japanse houtsnijkunst en de prerafaëlieten. Na een paar eerste pointillistische probeersels is hij snel naar de lineaire stijl van de jugendstil overgegaan. Hij was diepreligieus en een overtuigd christen en werd sterk door de religieuze ideeën van de Nabis beïnvloed.
Vanaf 1898 was hij artistiek leider van de kunsthandel Arts & Crafts in Den Haag, die hij met de architect en kunstenaar Chris Wegerif had opgericht. De verspreiding van de decoratieve richting met een op de Belgische art nouveau geïnspireerde stijl was het doel. In die tijd maakte Henry Van de Velde de villa De Zeemeeuw in Scheveningen als Gesamtkunstwerk. Het trappenhuis voorzag Thorn Prikker samen met Jan Altorf van een omvangrijke wandschildering ontleend aan Indische fabels. In 1904 vertrok hij, na onmin met Wegerif over de koers, naar Duitsland. Zijn ontwerpen sloten te weinig aan bij de op dat moment gangbare kunst, zoals die gepropageerd door de kunstenaars rond Berlage. De zwierigere stijl van anarchist Thorn Prikker ging daarmee niet samen.
Hij werd in dat jaar leraar aan de nieuw opgerichte Handwerker- und Kunstgewerbeschule in Krefeld, waar Helmuth Macke, Wilhelm Wieger en Heinrich Campendonk zijn eerste leerlingen zijn. Zijn veelzijdigheid komt naar voren als hij naast de 'en plein air' landschapsschilderkunst en wandschilderingen, zich ook stort op meubel- en stofontwerpen in de stijl van de art nouveau.
Rond 1910 neemt hij, in Hagen, actief deel aan de reformgedachten van Karl Ernst Osthaus en daar ook les te gaan geven. Hij had al meegewerkt aan diens Hohenhof. Het resulteerde in talrijke opdrachten voor wandschilderingen, mozaïeken en vooral glasramen, onder meer in 1912 voor het door Peter Behrens ontworpen Gesellenhaus in Neuss. Hij is de eerste, die de loodstaven in de vormgeving van de glasramen betrekt. Na een kort verblijf in Überlingen in 1919 vertrok hij naar München, waar hij aan de Kunstgewerbeschule glasschilderkunst en monumentale kunst doceerde, dan tot 1926 aan de Staatlichen Kunstakademie in Düsseldorf, en van 1926 tot zijn dood aan de Kölner Werkschulen.




